Prof. Dr. Luc Witte

Prof. Dr. Luc de Witte is sinds oktober 2016 hoogleraar Health Services research in CATCH, (Center for Assistive Technology and Connected Healthcare) aan de University of Sheffield. Voor zijn aanstelling in het VK was hij hoogleraar Technology in Healthcare bij Universiteit Maastricht, docent bij Zuyd Hogeschool in Heerlen en directeur van EIZT, het Expertisecentrum Innovatieve Zorg en Technologie in Heerlen. Hij heeft ruime ervaring met innovaties in de zorg op het gebied van langdurige zorg: revalidatie, ouderenzorg, gehandicaptenzorg en zorg voor mensen met een chronische ziekte. Momenteel richt hij zich vooral op de toepassing en implementatie van innovatieve technologieën voor de zorg.

Wat is vanuit uw oogpunt de toegevoegde waarde van Crdl voor mensen met dementie?

“Een van de ingrijpende gevolgen van dementie is het verlies van contact. Zeker in verder gevorderde stadia van dementie is het voor omstanders vaak erg moeilijk en ongemakkelijk om nog zinvol contact te hebben. Waar over te praten? Wat te doen samen? Vaak ligt de nadruk op de dingen die niet meer werken. Onze samenleving is sterk verbaal georiënteerd: als praten moeilijk wordt of gewoon niet lukt, ligt het isolement om de hoek.

Crdl biedt een mogelijke opening voor contact in een andere dimensie of op een andere golflengte dan het gesprek. Voor mensen die voorheen intiem met elkaar waren, kan Crdl dan een ‘medium’ zijn om zonder woorden weer verbinding te maken en samen een moment van verbinding te beleven. Dit heeft geen therapeutisch effect (het zal het ziekteproces niet veranderen), maar het biedt de mogelijkheid om samen iets positiefs en prettigs te beleven. En dat is van grote waarde, voor de persoon met dementie, maar wellicht nog meer voor de omstanders.

Verbinding is essentieel in ieders leven en zeker voor mensen voor wie communicatie niet meer vanzelfsprekend is. Crdl zal niet voor iedereen werken. Het vergt onderzoek om uit te vinden voor wie en in welke situatie het wel of niet werkt, en hoe Crdl het beste ingezet kan worden. ”

Welke onderzoeksopdracht en doelstelling kan dit het beste bepalen?

“In de zorg zitten we als het ware ‘gevangen’ in de kaders van evidence-based practice en kosteneffectiviteit; we willen alleen dingen doen waarvan is ‘bewezen’ effectief en kosteneffectief te zijn. Zoals de Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving (RVS) stelt in haar recente rapport getiteld: ‘Zonder context, geen bewijs. Over de illusie van evidence-based practice in de zorg’, veel in de zorg kan in deze kaders niet goed ‘gevat’ worden. Veel van wat zorg tot goede zorg maakt, is niet in een interventieprotocol te beschrijven, maar heeft te maken met menselijk contact, aandacht, betrokkenheid en verbinding. Dergelijke aspecten zijn niet eenvoudig te meten in termen die gemeengoed zijn geworden in wetenschappelijk onderzoek in de zorg. Hiervoor zijn nieuwe benaderingen nodig en mogelijk.

Crdl is voor mij een perfect voorbeeld van een instrument dat niet beoordeeld moet worden in termen van effectiviteit (invloed op het ziekteproces of anderszins ‘medische’ effecten), maar veel meer in kwalitatieve termen: voor wie biedt het een positieve ervaring en in welke situaties? Leidt het tot verbinding met omstanders (partner, familie of zorgprofessionals)?

Ook kosteneffectiviteit is hier niet eenvoudig op een standaard manier uit te drukken. Wat is het waard om een ​​uur intiem te zijn met je demente partner, elkaar aan te raken en een moment van ‘samenzijn’ te beleven? Dit zijn verschillende soorten vragen en van een andere volgorde dan wat standaard in een enquête wordt gesteld. Daarom moeten we ook leren om met nieuwe tools andere onderzoeksvragen en doelen te stellen. ”

“Wanneer normale communicatie lastig wordt, biedt Crdl een prachtig eenvoudige en intuïtieve manier om contact te maken. Aanraking en geluid hebben het vermogen ons diep te raken. Door exact daarvan gebruik te maken is Crdl een geweldig innovatief en krachtig instrument voor de zorg en ondersteuning van veel mensen voor wie andere vormen van communicatie minder vanzelfsprekend zijn.”