Blog: Waarom CRDL focust op ‘aandacht voor aandacht’

De cijfers liegen er niet om. Steeds meer mensen hebben te maken met volksziekte nummer één: dementie. In de medische hoek zoeken zorgende handen naar een geneesmiddel, maar dat is er voorlopig nog niet. Waar doen we tot die tijd goed aan? Bij CRDL pleiten we voor sociale zorg. In dit blog leggen we uit waarom.

Stel: u hebt dorst. U loopt naar de kraan, maar opeens twijfelt u. Hoe komt water ook alweer uit die tap? Dan weet u het weer. U hebt dementie. Gelukkig zorgt uw medemens goed voor u: er wordt een boodschap gehaald, u krijgt een washand aangereikt of een lepel pap. Maar verder zit u steeds vaker op die stoel bij het raam, puzzelend met stukjes die niet meer in elkaar passen.

Medisch
De zin van het leven is zorgen voor elkaar. Maar hoe doen we dat? Zes promovendi in de antropologie kwamen afgelopen zomer al met het antwoord. Hun supervisor, Anne-Mei The (hoogleraar Langdurige Zorg en Dementie, UvA), wijst zelf met pijnlijke precisie een oorzaak aan: “Overheersende (medische) zuilen werpen een schaduw over waar het voor mensen met dementie werkelijk om gaat: psychosociale begeleiding en praktische hulp.”

Financiële consequenties
Ook de zogenaamde leefstijlzorg focust op de niet-medische kant van de zorg. In plaats daarvan staat aandacht centraal. Afgelopen maart pleitten Martijn van Winkelhof en Hanno Pijl in een opinieartikel in Trouw ook voor dit fenomeen. Dementie is vaak het gevolg van een andere aandoening. Als we die bestrijden met een gezonde levensstijl, met aandacht, leidt dat tot de gewenste trendbreuk in de zorgkosten, stellen de onderzoekers.

Wezenlijk contact maken
De ziekte treft natuurlijk veel meer dan onze portemonnee. Dementie zet levens op zijn kop, maakt bijna alles kapot. Dat geldt ook voor de 300.000 dementie-mantelzorgers in Nederland. Ook zij worstelen met de vervliegende geest van hun naaste. Goede verzorging is waardevol, maar het kan wezenlijk contact niet herstellen. Ook voor hen stelt CRDL aandacht voor aandacht centraal. Die boodschap en die lepel pap zijn oké, maar zo nu en dan moet iemand de puzzelstukjes aan de kant schuiven en zeggen: “Ik ben er zolang jij er bent.”